Hazelaar
Corylus Avellana (bot.)
Haselnut (Eng.)
Noisetier of coudrier (Frans)
Haselnuß (Duits)
Corylaceae (betulaceae) - hazelaarfamilie (berkenfamilie)
De hazelaar is de vroegste bloeier onder de inheemse houtige gewassen. Hij groeide hier al na de laatste ijstijd 10.000 jaar geleden, toen zich de eerste bossen ontwikkelden.
De hazelaar is een bladverliezende,
meerstammige grote heester of kleine boom. Zijn noten zijn geliefd bij mens,
eekhoorntjes, hazelmuizen, gaaien, spechten en boomklevers. Bij gunstig weer
bengelen de mannelijke katjes al in januari aan de takken. Zij trekken zich van
de winterse temperaturen niets aan.
Verspreiding
De hazelaar komt algemeen voor in Europa, Klein-Azië en de Kaukasus. Hij groeit zowel in het laagland als ook in het gebergte op vochthoudende, voedselrijke leemgrond. Hij wordt vaak aangeplant voor zijn eetbare noten. De boomhazelaar (Corylus colurna) is inheems in de bergbossen van Zuidoost-Europa en Klein-Azië. Hij wordt bij ons wel eens als staatboom en in parken aangeplant omdat hij het stadsklimaat goed verdraagt.
De hazelaar houdt van de vochtige, leemachtige grond van beekdalen of bosranden. Zijn takken zijn zeer buigzaam en werden bij oude, Franse kastelen gebruikt, om er loofgangen in de wijngarden van te bouwen.
Bij ons vinden we hazelaars vooral in het zuiden van Nederland en in geheel Vlaanderen, behalve in de polders op leemhoudende bodem. Zij kunnen zich lang handhaven als zij regelmatig gesnoeid worden (hakhout) en voldoende licht hebben om nieuwe takken te kunnen ontwikkelen.
Namgeving
Het woord hazel komt van het Angelsaksische haes en dat betekent bevelen. De hazelaarsstaf was namelijk een teken van gezag.
Corylus is afgeleid van het Griekse woord korys wat helm betekent en betrekking heeft op de vruchthuls.
Avellana verwijst naar de streken Abellana in Klein-Azië of Avelino bij Napels. In beide streken worden veel hazelnoten geteeld. De oude Grieken voerden hazelnoten uit Pontus aan de Zwarte Zee in als Pontische noten.
In België noemt men de hazelaar ook netheze, baardneute, nokke of planaboom. De naam van de Belgische stad Hasselt zou afgeleid zijn van de hazelnoot.
Soorten
De corylus avellana ‘contorta ‘ is een kronkelhazelaar die vaak in voor- en rotstuinen aangeplant wordt.
Corylus avellana ‘aurea ‘ heeft blad dat in de lente geel uitloopt en is zeer zonminnend.
Corylus maxima ‘purpurea’ (ook lambertsnoot genoemd)
is een donkerroodbladige soort. Deze wat grove struik is geschikt als
achtergrondbeplanting.
De boomhazelaar (corylus colurna) heeft mooie kurklijsten op zijn stam, terwijl corylus fenduk verrast met donkerbruime stippen op het blad.
Corylus variëgata heeft gedeeltelijk witte randen.
De rode zellernoot hij heeft decoratieve noten met rode omwindselbladen.
Corylus maxima 'Purpurea' ( Duits Blut-Hasel) heeft paarsrood tot donkergroen blad. De noten hebben purperrode vruchthulzen.
Daarnaast zijn er in Europa ca. 25 rassen geteeld. Een zeer goed hazelnotenras is webb’s prize cob.
Andere goede rassen zijn Fertile de Nottingham en Géante de Halle. Een goede kruisbestuiver is Avellana cosford.
Plantkenmerken
Reeds in januari kan de hazelaar bij een milde temperatuur als één van de eerste lentebodes met lichtgroene mannelijke katjes bloeien. Zij trekken zich van inbrekende vorst niets aan. De nieuwe katjes zijn al vanaf augustus aan de struik te zien.
De vrouwelijke bloempjes verschijnen
in februari. Zij zitten dicht bij de stam als onopvallende knopjes met kleine
rode kroontjes (stempels). Als de katjes erg vroeg zijn en hun stuifmeel
uitgestrooid hebben voordat de bloempjes verschijnen, dan zul je maar weinig
noten kunnen oogsten.
Het blad, dat sterk op dat van de Iep, de zomerlinde en de haagbeuk lijkt, loopt in mei uit en valt pas in november uit. De bladrand is dubbelgezaagd. Het blad heeft een bijna ronde vorm met een korte spits en is aan beide zijden behaard.
De vruchten zijn tot twee centimeter grote noten die in september/oktober rijp zijn. Zij zijn omgeven door een bekerachtig getand bladomhulsel.
De wilde hazelaar heeft kleinere vruchten dan gekweekte vormen.
Snoei
De beste snoeitijd is eind februari of juni. Hazelaars moeten slechts ter verjonging gesnoeid worden. Dat betekent dat je – nadat de struik na 7 jaar zijn volle wasdom bereikt heeft – één of twee zware gesteltakken wegsnoeit. De wortelscheuten laat je doorgroeien. Ook kun je dood hout en takken die elkaar kruisen, verwijderen.
Gebruik
De afgesnoeide, vaak rechte takken zijn goed te gebruiken als b.v. bonenstaken.
De buigzame twijgen zijn geschikt
voor vlechtwerk. Vroeger werden er van hazelnoothout
schuimspanen voor de bier - en azijnproductie vervaardigd. In de tijd van Karel de
Grote strooiden boeren hazelkatjes tussen het veevoeder tegen ziektes. De
middeleeuwse abdis Hildegard von Bingen adviseerde gemalen hazelknoppen
te eten als middel om de
vruchtbaarheid van het mannelijk zaad te herstellen.
De hazelaar heeft altijd al het magische hout voor wichelroeden geleverd om daarmee waterbronnen, goudaders en andere schatten op te sporen en om misdadigers te ontmaskeren.
De beste wichelroeden kun je op Sint Jan (24 juni) snijden en wel van gevorkte, eenjarige twijgen. Van hazelnoothout werden ook zalf en andere geneesmiddelen bereid. Het hout is wit tot roodachtig, taai en licht en laat zich makkelijk slijpen. Het werd ook voor pelgrimstaven gebruikt.
Hyppocrates, Griekse vader van de geneeskunde, beweerde dat de noot hoest verzacht.
Ziektes en plagen
De hazelnootknopmijt
laat de
knoppen op de twijgen ongewoon dik opzwellen en afsterven. Dit is goed zichtbaar
in de winter. Je kunt de zieke knoppen het beste wegknippen en verbranden.
De hazelnootboorder is een kever die zijn eitjes in de jonge hazelnoten afzet. Zijn larven eten het vruchtvlees. Om dit diertje te bestrijden, moet je in de herfst tijdig bladeren en afgevallen noten opruimen.
Bladluizen kunnen ook lastig zijn. Maar zij verdwijnen vanzelf.
Tenslotte is er nog de bladsnuitkever. Dit lieverdje vreet aan het blad of rolt het op.
Symboliek en mythen
De hazelaar is het symbool van de eeuwigheid en daardoor verbonden met de zon. De hazelnoot is symbool van vruchtbaarheid. Zij was gewijd aan de Germaanse vruchtbaarheidsgod Donar/Thor, beschermheer van de rechtspraak. Oude gerechtsplaatsen werden met dunne hazelgarden afgezet om het volk op een afstand te houden. Een dergelijke omheining was heilig.
Trouwens, de hele struik was heilig en mocht – net als de eik - niet gekapt worden.
In de Keltische traditie werden nabij hazelaars vaak riten uitgevoerd.
Volgens de Hebreeuwse overlevering was de staf van Mozes uit een hazelaar gesneden, afkomstig uit de Hof van Eden.
Sagen, sprookjes en volksoverlevering
Bij de wortel van de hazelaar zou een slang wonen, de hazelworm. Groeide er op een oude hazelaar een maretak (Viscum album) – ook symbool van de eeuwigheid – en zaten er gaatjes in de bladeren, dan wist men dat daar de slangenkoning woonde. Wie het lukte hem op de Sint-Jansdag uit te graven en te vangen, die ontving bijzondere krachten en kon zich onzichtbaar maken.
Hazelnoten speelden een rol bij trouwceremonies. In Oostenrijk zegt men dat de nachtegaal slechts in Hazelnootstruiken zingt. Een hazelnoot als hanger beschermt je tegen gevaren.
Is het op Sint Jan warm, dan komen er veel hazelnoten. Hazeltakjes werden in de stal gehangen om en het vee voor ziektes te behoeden. Wanneer men takjes van de hazelaar rond pas ingezaaide akkers steekt, dan zal de oogst overvloedig zijn.
Lees ook Wijsheid van de Hazelaar